Les 18


-igi

-igi achter de stam van een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord betekent:

het maken van of het brengen in de toestand die door het stamwoord wordt uitgedrukt.

pura schoon purigi schoonmaken, reinigen
seka droog sekigi droogmaken, drogen
kontenta tevreden kontentigi tevreden stellen, bevredigen
amaso massa, hoop amasigi ophopen
publiko publiek publikigi publiek maken, openbaar maken
regulo regel reguligi regelen
gasto gast gastigi herbergen
edzo echtgenoot edzigi tot echtgenoot maken, trouwen (door ambtenaar)

-igi achter de stam van een werkwoord betekent:

doen of laten...

veni komen venigi doen komen, laten komen, ontbieden
sidi zitten sidigi doen zitten, laten zitten
morti sterven mortigi doen sterven, doden
bruli branden bruligi doen branden, verbranden
boli koken (van vloeistof) boligi doen koken (van een vloeistof)

-iĝi

-iĝi achter de stam van een bijvoeglijk naamwoord, een zelfstandig naamwoord of een werkwoord betekent:

in een toestand komen van de situatie die, of worden wat door het stamwoord wordt uitgedrukt.

pala bleek paliĝi bleek worden, verbleken
laca moe laciĝi vermoeid raken
riĉa rijk riĉiĝi rijk worden
edzo echtgenoot edziĝi echtgenoot worden, trouwen (als man)
edzino echtgenote edziniĝi echtgenote worden, trouwen (als vrouw)
glacio ijs glaciiĝi bevriezen
veki wekken vekiĝi wakker worden, ontwaken
rompi breken rompiĝi breken (kapot gaan)

In het Nederlands zijn veel werkwoorden, die zowel overgankelijk (ik breek een glas) als onovergankelijk gebruikt worden (het glas breekt).

Achter stammen van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden kun je zowel -igi als -iĝi gebruiken.
Achter stammen van werkwoorden vrijwel altijd maar één van beide.

varma warm varmigi verwarmen varmiĝi warm worden
libera vrij liberigi bevrijden liberiĝi vrij worden
ano lid anigi tot lid maken aniĝi lid worden
esperantisto esperantist esperantistigi esperantist maken esperantistiĝi esperantist worden

veni komen venigi doen komen, ontbieden
perdi verliezen perdiĝi verloren raken

Achter veni kun je wel -igi plaatsen (men kan iemand laten komen), maar geen -iĝi.
Achter perdi kan wel -iĝi gezet worden, maar geen -igi (iets kan wel verloren raken, maar je kunt niet (gauw) iets doen verliezen).

Lijdend voorwerp

Om dit verder te verduidelijken, iets over de bepalingen met een -n. Sommige van die bepalingen noemen we lijdend voorwerp.

Ik verlies het boek -   Mi perdas la libron.

Wat wordt er verloren? Het boek! - La libron (lijdend voorwerp).

De jongen at een appel -   La knabo manĝis pomon.

Wat werd er gegeten? Een appel! - Pomon (lijdend voorwerp).

De onderwijzer begint de les -   La instruisto komencas la lecionon.

Wat wordt er begonnen? De les! - La lecionon.

De moeder bemint de kinderen -   La patrino amas la infanojn.

Wie worden bemind? De kinderen! - La infanojn.

 

In de Nederlandse grammatica noemen we een werkwoord dat een lijdend voorwerp bij zich kan hebben, zoals de bovenstaande werkwoorden, een

overgankelijk werkwoord (= met lijdend voorwerp).

Sommige Nederlandse werkwoorden kunnen zowel overgankelijk als onovergankelijk gebruikt worden, bijvoorbeeld:

  hangen: zij hangt de jas aan de kapstok - de jas hangt aan de kapstok
  breken: hij breekt een glas - het glas breekt
  koken: zij kookt de melk - de melk kookt

In het Esperanto spreken we van transitivaj en netransitivaj verboj (= overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden)

Let op!
Een Esperantowerkwoord kan nooit op twee manieren gebruikt worden zoals in het Nederlands.
Werkwoorden als turni, komenci en rompi zijn in het Esperanto overgankelijk (transitivaj verboj), dus met lijdend voorwerp:

Li turnas la radon. Hij draait het wiel.
La instruisto komencas la lecionon. De onderwijzer begint de les.
La knabo rompis la glason. De jongen brak het glas.

Willen we deze werkwoorden onovergankelijk gebruiken, dan kan dat met behulp van -iĝi:
La rado turniĝas. Het wiel draait.
La leciono komenciĝas. De les begint.
La glaso rompiĝis. Het glas brak.

Werkwoorden als veni, pendi en boli zijn in het Esperanto onovergankelijk (netransitivaj verboj), dus kunnen geen lijdend voorwerp hebben:
La kuracisto venas. De dokter komt.
La jako pendas. De jas hangt.
La lakto bolas. De melk kookt.
Wil je deze overgankelijk gebruiken, bijvoorbeeld in de zin: wij laten de dokter komen, dan zet je daarvoor -igi achter de stam van het werkwoord:
Ni venigas la kuraciston. Wij laten de dokter komen.
Petro pendigas la jakon sur la vesthokon. Piet hangt de jas aan de kapstok.
Avinjo boligas la lakton. Oma kookt de melk.

Nog twee voorbeelden:
La cigno mortas. De zwaan sterft.
Ili mortigis la malamikojn. Zij doodden de vijanden.
La infano kuŝas en la lito. Het kind ligt in bed.
La patrino kuŝigas la infanon en la liton. De moeder legt het kind in bed.

Vertalen

  A  
1. La knabino purigas la tablon.
2. Mia najbaro blankigis la murojn de la domo.
3. La promeno al la granda urbo tre lacigis min.
4. Mia amiko el Ameriko vizitos nin kaj mia patrino diris, ke ni gastigos lin.
5. La knabino estis tre malsana, ni devis venigi la kuraciston.
6. La vento sekigas la vestojn de la familio.
7. En la vintro la fornoj varmigas niajn ĉambrojn.
8. La patrino boligas la akvon por prepari teon.
9. La infano volis dormi kaj la patrino kuŝigis ĝin en la liton.
10. La gepatroj volas edzinigi la filinon kun riĉulo.
     
  B  
1. La knabino paliĝis, ĉar ŝi estis tre laca.
2. La akvo en la kanaloj glaciiĝis kaj la infanoj nun povas glitkuri.
3. Kiam la knabino estos dudek-unujara, ŝi edziniĝos kun la riĉa sinjoro.
4. Mia fratino estis tre malsana, sed nun ŝi resaniĝas.
5. Post la dudeka leciono la Esperanto-kurso ankoraŭ ne finiĝos.
6. Ĉiuj (= alle) lernantoj feliĉiĝas (= worden gelukkig), ĉar ili povas korespondi kun la tuta mondo.
7. Via laboro estas bona, sed ĝi povas ankoraŭ pliboniĝi.
8. Mia frato korespondas kun esperantistoj en la eksterlando kaj li entuziasmiĝas pri Esperanto.
     
  C  
  1. Mijn zuster zal trouwen met onze buurman.
  2. Mijn vader zal haar uithuwelijken.
  3. In de winter verwarmt onze grote kachel onze kamers.
  4. Wij wandelden gedurende de hele dag in de bossen en waren erg vermoeid geworden.
  5. De aarde draait om de zon.
  6. De wind was hevig en de gordijnen voor de ramen bewogen.
  7. De nieuwe postzegels (=   poŝtmarkoj) plakken slecht.
(plakken = glui = overgankelijk werkwoord)

E-mail de gemaakte vertalingen en eventuele vragen en suggesties naarpingveno.

Ga naar de volgende les via hejmo of door het aanklikken van les 19.