Les 12


Woordvorming

In de lessen 7 en 9 is het een en ander behandeld van de woordvorming. In deze les nog enkele voorbeelden.
Je leerde: en = in, iri = gaan. Dus eniri betekent ingaan, binnengaan.
Ingang vertaal je door enirejo en een uitgang is een elirejo.

domo huis pordo deur dompordo huisdeur
bona goed deziro wens bondeziro gelukwens
nova nieuw jaro jaar novjaro nieuwjaar
piedo voet iri gaan piediri te voet gaan
voĉo stem doni geven voĉdoni stemmen
naskiĝi geboren worden tago dag naskiĝtago geboortedag
legi lezen libro boek legolibro leesboek
akvo water fali vallen akvofalo waterval
vino wijn botelo fles vinbotelo wijnfles

Werkwoorden

Zonder er extra aandacht op te vestigen, zijn al zinnen vertaald, waar twee werkwoorden in voorkomen.

  Hij kan lezen. Li povas legi.
  U moet mij uw naam zeggen Vi devas diri al mi vian nomon.
  Wij kunnen niet slapen. Ni ne povas dormi.
  Hij zal moeten leren. Li devos lerni.
Soms voegt men er in het Nederlands het woordje te bij, maar in het Esperanto vertaal je dit niet.
  Wij wensen weg te gaan. Ni deziras foriri.
  Wij zullen beginnen Esperanto te leren. Ni komencos lerni Esperanton.
  Ik wens te lezen. Mi deziras legi.

Achtervoegsels

Een nieuw achtervoegsel is -ant. Dit achtervoegsel gebruik je om aan te duiden dat iets aan de gang is.
la leganta knabo de lezende jongen / de jongen die aan het lezen is
la parolanta sinjoro de sprekende heer / de heer die aan het spreken is
la ridanta knabino het lachende meisje / het meisje dat aan het lachen is
la lernantaj infanoj de lerende kinderen / de kinderen die aan het leren zijn
ni vidas la dancantajn infanojn wij zien de dansende kinderen / de kinderen die aan het dansen zijn
la fluganta birdo de vliegende vogel / de vogel die aan het vliegen is
la dormantaj gepatroj de slapende ouders / de ouders die aan het slapen zijn
Let op! Je begrijpt al, dat als we schrijven la leganto, we dan bedoelen: de lezende persoon of de lezer.
la parolanto de spreker la parolantino de spreekster
la lernanto de leerling la lernantino de leerlinge
la ridantoj de lachers la biciklanto de fietser (niet biciklisto, want dat is een beroepsfietser)
anta = bezig met. Er moet dus iets aan de gang zijn. Men doet of er gebeurt nu iets.
Brulanta domo = een brandend huis, een huis dat op dit moment in brand staat.
Merkte je al dat we dit achtervoegsel steeds gebruiken bij werkwoorden?
Het achtervoegsel -ar vormt woorden, die een verzameling uitdrukken van hetgeen in het grond- of stamwoord wordt aangegeven.
arbo boom arbaro bos
vorto woord vortaro woordenboek
vagono wagon vagonaro trein
monto berg montaro bergketen, gebergte
adreso adres adresaro adresboek
ŝipano schepeling ŝipanaro bemanning
ilo werktuig ilaro gereedschap
estro hoofd, baas estraro bestuur
ano lid anaro alle leden tezamen
ŝipano - schepeling, ŝipanaro - bemanning. Bij dit woord dus twee achtervoegsels, nl. -an en -ar achter het woord ŝipo.
Uit de laatste drie woorden blijkt, dat de achtervoegsels -il, -estr en -an ook als een zelfstandig woord gebruikt kunnen worden.
Nog wat voorbeelden: Je leerde, dat het voorvoegsel mal- het tegengestelde van het stamwoord aanduidt.
  goed bona slecht malbona
  vriend amiko vijand malamiko
  helpen helpi hinderen malhelpi

Wat is nu la malo? La malo okazis - het tegengestelde gebeurde.
 Ĉu vi estas riĉa? Male, mi estas malriĉa - Ben jij rijk? Integendeel, ik ben arm.

Dit lijkt wat veel om te onthouden, maar we geven deze voorbeelden om te laten zien, dat met wat je tot nu toe leerde, al veel woorden gevormd kunnen worden. Door veel oefenen in lezen en schrijven komen deze woorden er vanzelf wel in.


Vertalen

  A  
1. Doktoro Ludoviko Lazaro Zamenhof naskiĝis en la monato decembro de la jaro 1859 en la urbeto Bjalistok en Pollando (Polen).
2. La loĝantoj de la urbeto estis poloj (= Polen), judoj (= joden), rusoj (= Russen) kaj germanoj (= Duitsers).
3. Ili parolis malsamajn lingvojn.
4. La rezulto (= resultaat) estis multaj konfliktoj (= conflicten), ĉar la poloj ne povis kompreni la germanojn kaj la germanoj ne povis bone kompreni la rusojn.
5. La patrino de la juna Zamenhof instruis al li, ke la homoj estas gefratoj.
6. Sed en la stratoj li konstatis la malon.
7. La juna knabo havis nur unu deziregon: doni pacon al la homaro.
8. Li volis fari lingvon.
9. La nova lingvo devis esti internacia kaj neŭtrala.
10. Kaj li faris Esperanton.
     
  B  
  1. In het jaar 1905 was het eerste grote internationale congres (= kongreso) in Frankrijk (= Francio).
  2. In de congreszaal (zaal = salono) waren 688 personen uit verschillende landen.
  3. Doctor (= doktoro) Zamenhof zei: 'Geachte (= estimataj) dames en heren, ik groet u.'
  4. U kwam uit vele landen en u bent nu de gasten (= gastoj) van de Franse (= francaj) esperantisten.
  5. In de zaal zijn geen Polen, Fransen, Russen en Duitsers, maar in de zaal zijn slechts (= nur) mensen.
  6. En zij spreken niet verschillende talen.
  7. Zij spreken Esperanto, de neutrale, internationale taal.
  8. Nu zijn wij broeders en zusters (één woord) van een grote en internationale familie (= familio).
  9. Doctor Zamenhof kon zeer tevreden zijn.

E-mail de gemaakte vertalingen en eventuele vragen en suggesties naar pingveno.

Ga naar de volgende les via hejmo of door het aanklikken van les 13.