Les 17


Deelwoorden

Nog enkele voorbeelden van het deelwoord met de uitgang -inta.

La viroj estis konstruintaj la domon. De mannen hadden het huis gebouwd.
La gepatroj estis promenintaj kun la infanoj en la arbaro. De ouders hadden met de kinderen in het bos gewandeld.
La vojaĝantoj estis venintaj per aŭtobuso. De reizigers waren met de bus gekomen.
La lernantoj estis kantintaj en la lernejo. De leerlingen hadden op school gezongen.

Let op de j achter de deelwoorden!


Achtervoegsels

In de vorige les leerde je het achtervoegsel -ig. In deze les behandelen we nog twee achtervoegsels.
Het eerste is het achtervoegsel -iĝ. Als we dat achter een stamwoord plaatsen, dan betekent het nieuwe woord:

in de toestand komen die het stamwoord uitdrukt.

Dus:

  -ig betekent: in een toestand brengen
  -iĝ betekent: in een toestand komen

pala bleek pali bleek worden (verbleken)
libera vrij liberi vrij komen, vrij worden
riĉa rijk riĉi rijk worden
sana gezond resani weer gezond worden (herstellen)
entuziasmo geestdrift, enthousiasme entuziasmi enthousiast worden (in geestdrift raken)
tago dag tagas het wordt dag, het daagt
vespero avond vesperas het wordt avond, de avond valt
ano lid ani lid worden
ŝtono steen ŝtoni steen worden (verstenen)

Het is wel aardig om eens een paar woorden te vergelijken, die zowel -ig als -iĝ achter zich kunnen hebben:
resanigi weer gezond maken
La kuracisto resanigis la virinon. De dokter maakte de vrouw weer gezond. (De dokter genas de vrouw.)
La vortoj de la prezidanto entuziasmigis la homojn. De woorden van de voorzitter maakten de mensen geestdriftig/enthousiast.

resani herstellen (beter worden)
Post du semajnoj la knabo resanis. Na twee weken werd de jongen weer beter (herstelde de jongen).
Post la vortoj de la prezidanto la homoj entuziasmis. Na de woorden van de voorzitter raakten de mensen geestdriftig (werden de mensen enthousiast).

Let op!

Bij -ig hoort een woord met de letter -n.
Bij-iĝ volgt geen woord met de letter -n.

La knabino ruĝis. Het meisje bloosde.
La freŝa vento ruĝigis la vangojn de la knabino. De frisse wind maakte de wangen van het meisje rood.

-uj is het tweede achtervoegsel dat we in deze les bespreken. Dit achtervoegsel komt in verschillende vormen voor.

1. In namen van voorwerpen die dienen om datgene in te bewaren, (in zijn geheel) te om- of bevatten of op te bergen, wat door het stamwoord wordt uitgedrukt.

  cindro as cindrujo asbak
  salo zout salujo zoutvat
  mono geld monujo portemonnee
  pano brood panujo broodtrommel
  abelo bij abelujo bijenkorf
  kafo koffie kafujo koffiebus
  kudrilo naald kudrilujo naaldenkoker
  inko inkt inkujo inktpot

2. In namen van gewassen die vruchten aangeduid door het stamwoord dragen.
  pomo appel pomujo appelboom
  frukto vrucht fruktujo vruchtboom
  piro peer pirujo perenboom
  frago aardbei fragujo aardbeienplant

In plaats van -ujo kan en mag je ook -arbo gebruiken (pomujo = pomarbo).

Nu kun je je afvragen wat dan een kafujo is. Is dat een koffiebus of een koffiestruik? Wel, allebei! Maar uit het gesprek of uit de tekst is doorgaans wel op te maken wat de bedoeling is. Als iemand zegt: Ĉu vi volas doni al mi la kafujon?, dan is duidelijk, dat de koffiebus wordt bedoeld. (koffiestruik = kafarb(et)o)


Landennamen

Landennamen zijn er in twee categorieën:

1. Landennamen die zijn afgeleid van de bewoner (afgeleide landennamen):

belgo Belg Belgio België
anglo Engelsman Anglio Engeland
germano Duitser Germanio Duitsland
svedo Zweed Svedio Zweden
italo Italiaan Italio Italië
franco Fransman Francio Frankrijk
hispano Spanjaard Hispanio Spanje
norvego Noor Norvegio Noorwegen
dano Deen Danio Denemarken

2. Landennamen die zelf een stamwoord zijn (oorspronkelijke landennamen);
De naam van de bewoner wordt hiervan afgeleid met behulp van het achtervoegsel -ano.

Kanado Canada kanadano Canadees
Brazilo Brazilië brazilano Braziliaan
Indonezio Indonesië indoneziano Indonesiër
Aŭstralio Australië aŭstraliano Australiër
Nederlando° Nederland nederlandano Nederlander
Irlando° Ierland irlandano Ier
Islando° IJsland islandano IJslander
° Er zijn enkele gevallen waar de naam van het land, eindigend op -lando, internationale bekendheid heeft.
De naam van de bewoner wordt ook daarvan afgeleid met behulp van het achtervoegsel -ano.
° In de praktijk bestaan er nog enkele andere varianten die in deze cursus niet worden behandeld.

Vertalen

  A  
1. Li sidas apud la forno por varmiĝi.
2. La infano ruĝiĝis, ĉar ĝi mensogis.
3. Johano, ĉu vi volas doni al mi la cindrujon?
4. Ĉu vi jam manĝis la 'novajn haringojn'?
5. La nederlandano korespondis kun la hispana fraŭlino (= juffrouw).
6. Mia fratino elmigris (elmigri = emigreren) al Kanado.
7. La sanstato de la grizulo malpliboniĝis.
8. Ĉu vi aniĝos al unuiĝo?
9. Kie estas la pano?
10. Ŝi estis metinta la panon en la panujon.
11. En la tero ni trovis (trovi = vinden) belajn ŝtoniĝintajn bestojn.
     
  B  
  1. In Brazilië groeien (groeien = kreski) ook koffiestruiken.
  2. Mijn Spaanse vriendin had mij een lange brief geschreven.
  3. De inktpot was op het mooie boek (!) gevallen.
  4. De Engelse koningin bezocht ons land.
  5. De oude man (één woord) werd ziek.
  6. Fransen, Engelsen, Denen, Noren, Grieken, Belgen, Spanjaarden, Italianen, Canadezen en Nederlanders waren naar de vergadering gekomen.
  7. Wij hebben een bijenkorf in onze tuin.
  8. De Canadezen bevrijdden gedeelten (gedeelte = parto) van ons land.
  9. Ik was niet in de tuin geweest.
  10. De kleine kinderen hadden in de tuin van de buurvrouw gespeeld.
     
  C Maak nu eens enkele zinnen over het huis.

E-mail de gemaakte vertalingen en eventuele vragen en suggesties naarpingveno.

Ga naar de volgende les via hejmo of door het aanklikken van les 18.